Op het Middelbaar Beroepsonderwijs (MBO) wordt onderscheid gemaakt tussen de Beroeps Begeleidende Leerweg (BBL) en de Beroeps Opleidende Leerweg (BOL). De BBL-opleiding is voornamelijk leren op de werkvloer. De student is 3-4 dagen aan het werk en 1-2 dagen in de week op school. De werktijd van een BBL’er is minimaal 60% van de totale opleidingstijd.
Om een student bij jou in het bedrijf zijn BBL-opleiding te laten volgen moet jouw bedrijf een erkend leerbedrijf zijn. Deze verplichting vloeit voort uit de Wet educatie en beroepsonderwijs. Dit wordt ook wel de beroepspraktijkvorming genoemd.
Wanneer ben ik een erkend leerbedrijf?
Om een erkend leerbedrijf te worden zijn er een aantal voorwaarden waar je als ondernemer aan moet voldoen. Deze erkenning kunt u aanvragen op de website van de Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB).
De voorwaarden zijn als volgt:
- Je biedt de student een goede en veilige werkplek. Daar oefent de student met werkprocessen en werkzaamheden die horen bij het beroep waarvoor hij in opleiding is.
- Je stelt een praktijkopleider aan die de eisen van de opleiding kent en in staat is de student op de werkvloer op te leiden en te coachen. Je maakt tijd, ruimte en middelen vrij om de praktijkopleider zijn taak te laten uitvoeren.
- Je bent bereid om samen te werken met de school en SBB en je verstrekt daartoe de benodigde informatie.
- Je gaat akkoord met vermelding van uw bedrijfsgegevens op Stagemarkt.nl, de website waar studenten een leerplaats (stage of leerbaan) zoeken in het mbo.
Als je meer wil weten over veilig werken kunt je kijken bij de digitale publicaties van de Inspectie SZW, zij geven heldere informatie over uiteenlopende risico’s en sectoren.
Arbeidsovereenkomst of praktijkovereenkomst?
Allereerst is het fijn om te weten dat bij een BBL’er de Ketenregeling niet van toepassing is, en je de lage WW-premie afdraagt.
Er wordt in de praktijk onderscheid gemaakt in twee soorten overeenkomsten; de zuivere stage- of praktijkovereenkomst en de gemengde praktijk- en arbeidsovereenkomst.
Van een zuivere stage- of praktijkovereenkomst is sprake als de student nauwelijks of geen productieve arbeid verricht en het leeraspect voorop staat. Er is dan ook geen stagevergoeding verschuldigd. Het is wel gebruikelijk om in ieder geval de kosten die de student maakt te vergoeden. Omdat er geen productieve arbeid wordt verricht, en de student geen loon ontvangt is het arbeidsrecht niet van toepassing.
Er is sprake van een gemende praktijk- arbeidsovereenkomst als de student bij uw leerbedrijf het praktijkdeel van zijn opleiding volgt maar ook productieve arbeid verricht. Naast de praktijkovereenkomst wordt er dan ook een arbeidsovereenkomst gesloten. Dit maakt dat op deze overeenkomst het arbeidsrecht wel van toepassing is. Hierdoor heeft deze student wel recht op loon conform de Wet Minimumloon en bestaat er ontslagbescherming.
Indien een student als BBL’er bij u in dienst komt is er meestal sprake van een gemende praktijk- arbeidsovereenkomst. De school van deze student zorgt ervoor dat de praktijkovereenkomst tot stand komt. Deze overeenkomst wordt ook wel de beroepspraktijkvormingsovereenkomst of BPV-overeenkomst genoemd. De partijen die betrokken zijn bij deze overeenkomst zijn; de student, de school, het erkend leerbedrijf en de SBB.
Dit is een overeenkomst waarin de student, de school en het erkende leerbedrijf hun afspraken vastleggen. Een modelovereenkomst vind je hier.
Het is niet noodzakelijk om naast de praktijkovereenkomst ook nog een arbeidsovereenkomst te sluiten omdat uit de feiten en omstandigheden blijkt dat er aan de kenmerken van een arbeidsovereenkomst wordt voldaan.
Wij adviseren om in de praktijkovereenkomst op te nemen dat er eveneens sprake is van een arbeidsovereenkomst. Ook adviseren wij om een ontbindende voorwaarde op te nemen waarin staat dat wanneer de praktijkovereenkomst eindigt door x reden de arbeidsovereenkomst ook ten einde komt.
Let wel dat er strenge regels aan deze voorwaarden verbonden zijn. Zo mag deze voorwaarde niet in strijd zijn met het gesloten stelsel van het ontslagrecht en de voorwaarde moet betrekking hebben op een onzekere toekomstige gebeurtenis (er mag niet vast staan dat de gebeurtenis gaat plaatsvinden). Ook moet het intreden van deze gebeurtenis objectief bepaalbaar zijn en niet in strijd zijn met de opzegverboden (ziekte en zwangerschap). Als laatste punt moet gekeken worden of de arbeidsovereenkomst inhoudsloos is geworden na het beëindigen van de opleiding (wat vaak het geval is).
Met een onzekere toekomstige gebeurtenis kan worden bedoeld: wangedrag van de student, stoppen met de opleiding, slecht functioneren of keuze van de school.
Vergoeding en subsidie
Of je als werkgever de student een vergoeding dient te betalen hangt af van de arbeidsovereenkomst. Als uit de feiten en omstandigheden blijkt dat er sprake is van een arbeidsovereenkomst, is het Wettelijk minimumloon van toepassing en heeft de student recht op vergoeding.
De Inspectie van het SZW kijkt naar de feitelijke omstandigheden om te beoordelen of er wel of geen loon betaald dient te worden. Dit beoordelen zij aan de hand van het leeraspect van de opleiding. Als die niet centraal staat is er juridisch gezien sprake van een arbeidsovereenkomst en dus recht op loon. Let wel dat indien er sprake is van een arbeidsovereenkomst er ook loonheffing en sociale premies afgedragen dienen te worden.
De overheid heeft via de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) de subsidieregeling praktijkleren. Hiermee stimuleert het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap werkgevers om praktijkleerplaatsen en werkleerplaatsen aan te bieden. Deze subsidie is een tegemoetkoming in de kosten voor de begeleiding van de student. Bij de RVO kunt u vinden hoe u deze subsidie aanvraagt. De hoogte van de subsidie is afhankelijk van het aantal weken dat u als erkend leerbedrijf de student begeleidt. De subsidie kan na afloop van de begeleiding worden aangevraagd.
