Duurzaam advies over een gezonde bodem

Natuurlijk tuinonderhoud begint bij de bodem. In een rijke, luchtige voedingsbodem groeien en bloeien planten goed. Hoe gezonder en sterker planten zijn, hoe minder snel ze ziek worden. Zo voorkom je onnodig gebruik van bestrijdingsmiddelen.

Maar hoe adviseer je consumenten in het tuincentrum als zij vragen… "Ik wil mijn bodem op een duurzame manier behandelen"?

De bodem moet ademen

Voor een goede voedingsbodem zijn twee dingen belangrijk:

  • de juiste voedingsstoffen;
  • een bodemstructuur waardoor plantenwortels deze voedingsstoffen makkelijk kunnen bereiken.

Hoe kan een klant weten of de bodemstructuur goed is? Graaf een kuil!

De bodem van een tuin moet kunnen ‘ademen’ en daarvoor is een losse structuur nodig. Het voordeel van een luchtige bodem is ook dat die meer water vasthoudt, zodat je minder vaak hoeft te sproeien. Je kunt dit testen door een kuil te graven. Als de grond kruimelig uiteenvalt, heeft een tuin een goede bodemstructuur. Valt het resultaat tegen en is de grond niet erg los, dan helpt het om wat compost door de bovenlaag te scheppen. Plakkerige kleigrond kun je met basaltmeel verbeteren.

Welke grondsoort heeft een klant?

Op vrijwel elke grond kun je een mooie tuin creëren, als je maar weet welke soort het is. Dat is met name ook belangrijk voor de soort planten die je er op een gezonde manier kan laten groeien. Zo herken je verschillende grondsoorten:

  • Kleigrond bestaat uit hele fijne, plakkerige deeltjes en valt in grote brokken uiteen als je spit. Klei houdt water goed vast, maar kan daardoor ook zompig worden. Zware, vette kleigrond is lastig te bewerken, maar wel erg vruchtbaar.
  • Zandgrond valt makkelijk uit elkaar, de gronddeeltjes zijn grover dan klei. De grond voelt korrelig aan. Zandgrond is goed waterdoorlatend, maar voedingsstoffen spoelen ook makkelijker weg.
  • Veengrond bestaat grotendeels uit een dikke laag vergane takken en bladeren (humus). Veengrond is heel vruchtbaar. Je herkent deze grondsoort aan de zwarte kleur en de wat vochtige, sponsachtige structuur.

Het advies dat je een klant geeft is voor een groot deel afhankelijk van de soort grond die de klant heeft. Wil je hier verder over leren dan kan je de cursus Groene Klimaatpleinambassadeur volgen bij Kiem! Opleidingen.

Wanneer en hoeveel mest?

Wanneer heeft een tuin extra voedingsstoffen nodig? Planten hebben meestal genoeg aan één keer bemesten, vlak voor of tijdens het groeiseizoen (maart). Dat is een logisch moment omdat de planten na maart een grote groei spurt krijgen waar ze alle energie voor nodig hebben die ze kunnen krijgen.

Rozen en eenjarige planten doen het beter als je ze nog een tweede keer mest geeft (juni). Ook het gazon kun je het beste twee keer per jaar bemesten. Maar let op dat je niet te vaak mest, te veel mest verzwakt de planten. Bovendien spoelt de overtollige mest weg als het regent en dat vervuilt het grond- en oppervlaktewater.

Compost kun je in een laagje van 1 cm uitstrooien over de border en het gazon. Kijk voor de hoeveelheid gedroogde dierlijke mest op de verpakking. Zandgrond heeft meer mest en bodemverbetering nodig dan veen- of kleigrond.

Soorten mest en bodemverbeteraars

Een klant kan met de juiste bemesting en bodemverbeteraars goede tuingrond van maken. Je komt grofweg 3 bodemverbeteraars tegen als je de grond beter geschikt wilt maken voor beplanting:

  1. Compost verbetert de bodemstructuur, zodat plantenwortels de voedingsstoffen beter kunnen opnemen. Compost is te koop in het tuincentrum. Klanten kunnen ook zelf compost maken met een composthoop.
  2. Dierlijke mest bevat iets meer voedingsstoffen dan compost en verbetert ook de bodemstructuur. Organische mest is een combinatie van dierlijke mest en compost. Het voordeel van deze bodemverbeteraar is dat het voedingsstoffen langzaam afgeeft aan de bodem.
  3. Kunstmest bevat de juiste voedingsstoffen, maar verbetert de bodemstructuur niet. Bovendien belast kunstmest het milieu meer. Bij kunstmest gaat de afgifte van voedingsstoffen zó snel dat planten kunnen 'verbranden' als je te veel gebruikt. De planten krijgen dan gele bladeren en verwelken. Een bodem die is bemest met organische mest houdt de voedingsstoffen beter vast. Organische mest is daarom een duurzamere keuze.

Potgrond verwarren mensen met een bodemverbeteraar. Zoals de naam al aangeeft is het niet bedoeld voor in de tuin, maar voor potplanten. Er zit soms veengrond (turf) en voedingstof in potgrond ten behoeve van een plant. Het afgraven van veengrond veroorzaakt veel CO2-uitstoot en kan het landschap aantasten.

Uitleg bodemverbeteraars

1.Compost: de milieuvriendelijkste keuze

Compost ontstaat door de vertering van plantaardig materiaal. Dit is de milieuvriendelijkste bemesting, vooral omdat je voedingsstoffen (plantenresten) uit de tuin hergebruikt. Compost houdt het bodemleven met nuttige bacteriën in evenwicht en gaat ziekteverwekkers tegen.

Compost kun je het beste door de bovenste grondlaag mengen. Dit stimuleert het bodemleven, waardoor de grond losser wordt en plantenwortels de voedingsstoffen beter kunnen opnemen.

Je kunt ook eenvoudig zelf compost maken: daarmee spaar je je portemonnee en het milieu. Groente- en fruitresten en tuinafval kunnen over het algemeen prima op de composthoop. Koop je kant-en-klare compost, kijk dan op de Keurmerkenwijzer voor de milieuvriendelijkste keuzes.

2. Biologische meststoffen

Er worden ook meststoffen en potgrond verkocht als biologisch. Hiermee wordt niet bedoeld dat de grond zelf biologisch is (dat kan niet, aangezien het geen landbouwproduct is), maar dat het is toegestaan als bodemverbeteraar/meststof in de biologische landbouw. De ingrediënten moeten dan van plantaardige, dierlijke, microbiële of minerale oorsprong zijn. Ook stalmest, gecomposteerd GFT-afval en turf (veengrond) zijn toegestaan.

De milieunadelen van dierlijke mest hangen vooral af van de veehouderijsoort. Koemest is de meest gebruikte dierlijke tuinmest. De gedroogde koemestkorrels die je in tuincentra koopt, zijn soms vermengd met wat (snel werkende) kippenmest. Deze mest is vrij van onkruiden, ziektekiemen en insecten.

3. Kunstmest

De productie van kunstmest kost veel energie en veroorzaakt de uitstoot van het sterke broeikasgas lachgas. Bovendien komen hierbij schadelijke stoffen vrij zoals cadmium, arseen en radioactief radium. Wat meetelt voor de milieubelasting is ook dat een van de grondstoffen van kunstmest, fosfaaterts, schaars is. Gebruik dus liever organische mest om je bodem te verbeteren.

Kies je toch voor kunstmest, gebruik dan de soort die past bij jouw tuin. Waaraan heeft de bodem gebrek? Op de verpakking staat onder 'samenstelling' hoeveel procent stikstof (eerste cijfer), fosfaat (tweede cijfer) en kalium (derde cijfer) erin zit. Een eventueel vierde cijfer geeft de hoeveelheid magnesium weer.

4.Planten in potten

Gebruik jij potgrond voor je planten in potten en bloembakken? In gewone potgrond zit meestal afgegraven veengrond (turf) en dit veroorzaakt CO2-uitstoot. In veengrond zit namelijk CO2 opgeslagen die in de lucht komt bij het afgraven. Kies dus liever voor potgrond met minder veen.

Wil je veenvrije potgrond? Dan kan je potgrond op basis van bijvoorbeeld kokosvezel nemen. Kun je geen potgrond op kokosbasis vinden? Kijk dan naar het keurmerk op de verpakking van potgrond met veen. Van de potgrondkeurmerken stelt alleen MPS-potgrond eisen aan de hoeveelheid veengrond (turfgehalte). Ook met een RHP-keurmerk is er aandacht voor het milieu: bij het afgraven en herstellen van de veengronden bijvoorbeeld.

Delen
vrijdag, 28 januari 2022
Delen